Polderen is een mooie en nuttige uitruil van belangen, van halen en van brengen. Voor draagvlak is het noodzakelijk, maar voor besluitvorming ook in Nederland niet zaligmakend.

Het begrip poldermodel wordt vaak verkeerd uitgelegd. Het krijgt een veel te beperkte lading en menigeen pikt er een element uit om geringschattend te doen. Overlegeconomie bijvoorbeeld is geen synoniem. ‘Polderen’ is ook helemaal geen Nederlandse uitvinding. In essentie gaat het om respect voor elkaars belangen. Die moeten dan wel naar voren komen. Daarom is het zo raadzaam aan te schuiven aan de poldertafels.

Neem de tafels van het klimaatakkoord, de meest actuele vorm van polderen die op dit moment gaande is. Op 10 juli presenteert ‘de polder’ de Nederlandse versie van het Parijse Klimaatakkoord waar vele partijen al maanden achter de schermen in zaaltjes en zalen over meepraten. Met zulke verstrekkende ingrepen in de energievoorziening van Nederland dat het, zonder overdrijving, gaat om een nieuwe samenleving. Waar we, net als bij het ontstaan van het poldermodel, proberen droge voeten te houden.

Het poldermodel vinden we in Nederland terug in de 11e eeuw. Er ontstaan polders door plassen droog te malen. Om het water buiten te houden is overleg nodig met iedereen die er belang bij heeft. Vooral als een overstroming dreigt, moet iedereen meedoen. Zo ontstaat resultaatgericht overleg tussen grootgrondbezitters, boeren en burgers. Tijd voor eindeloos gepalaver is er niet, onderhandelen is geen spel. Alle belangen van de diverse groepen tellen mee om het gezamenlijke belang van de droge voeten te realiseren. Consensus is niet per se nodig, draagvlak wel.

Het is aanmatigend om te denken dat deze vorm van bestuur alleen in Nederland voorkomt. Ook als het gaat om sociaaleconomisch overleg is het bepaald geen Nederlandse uitvinding. Zo kennen we de Franse edelman Louis de Bonald (1754-1840), die zich hard heeft gemaakt voor ‘harmonieus’ overleg tussen ondernemers en arbeiders. Zijn ideeën zijn in de negentiende eeuw overgenomen door de Nederlandse politieke leiders Schaepman en Groen van Prinsterer.

polderen personen
 

Prijs voor ons poldermodel

De term poldermodel wordt gemunt in de jaren negentig van de vorige eeuw. Nederland is succesvol uit de crises van eind jaren zeventig en begin jaren tachtig gekomen en de wereld kijkt bewonderend hoe wij dat doen. Ons poldermodel krijgt lof van mensen als Bill Clinton en Tony Blair en ontvangt zelfs een prestigieuze Duitse prijs.

Dit ondanks al langer bestaande kritiek van vooral neoliberale zijde. Men wijst op de stroperigheid van veel overleg, wat nou net geen kenmerk is van het vroegere polderoverleg. De Sociaal-Economische Raad, hét symbool van de overlegcultuur, wordt in de jaren tachtig door een VVD-kamerlid weggezet als Sociaal-Economische Rem. Het is een niet onterecht frame.

Het sluiten van brede akkoorden raakt dan ook een tijd uit de mode, totdat het vorige kabinet van VVD en PvdA er nieuw leven in blaast. Vooral onder druk van de sociaaldemocraten ontstaat een Sociaal Akkoord, en ook een Energieakkoord, een Onderwijsakkoord en enkele Zorgakkoorden. Dat gebeurt in relatief korte tijd en de deelnemers aan het overleg over die akkoorden zijn zeer divers. Op de resultaten is best iets af te dingen, maar het is met name hierdoor dat het kabinet Rutte II positief wordt beoordeeld. Zelfs premier Rutte zelf laat zich lovend uit over het ‘polderen’, omdat hij het creëren van draagvlak noodzakelijk acht.

 

Klimaatakkoord

Het is daarom niet verwonderlijk dat Rutte III deze lijn doorzet bij het bereiken van een Klimaatakkoord. Aan de vijf sectortafels en vele subtafels over deelonderwerpen – en ja, er is inmiddels een bijzettafeltje gesignaleerd – praten meer dan honderd organisaties mee. Het is bedoeld als snelkookpan, waarin onder grote druk partijen moeten bewegen om tot een gezamenlijk resultaat te komen.

De hoop is dat al die organisaties inderdaad hun achterbannen vertegenwoordigen en zo voor draagvlak zorgen. Dat is meteen het grootste probleem. Alle partijen hebben de mond vol van ‘de burger’, maar of die ook op brede schaal wordt bereikt, is twijfelachtig. Terwijl de burger straks wel de gevolgen van het Klimaatakkoord moet gaan betalen. De Tafelvoorzitters gaan daarom ‘het land in’ om het de burger uit te leggen.

Een derde klip is het politieke primaat: hoe delicaat het bereikte akkoord ook zal zijn, het parlement heeft het laatste woord. En het staat allerminst vast dat de volksvertegenwoordigers de belangenafweging van de polder geheel zullen volgen. Dat is gezond. Want uiteindelijk zijn zij als gekozenen de enige echte vertegenwoordigers van de burger. Het parlement vertegenwoordigt geen deelbelang, maar de kiezer.

Daarom: polderen is een mooie en nuttige uitruil van belangen, van halen en van brengen. Bij zoiets ingrijpend als Klimaat en Energie is het goed om alle experts om advies te vragen. Maar als er een nieuwe samenleving moet worden ontworpen, is er uiteindelijk maar één zaal die ertoe doet; en die staat op het Binnenhof in Den Haag.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *