27 juni 2024

Maxim Waal

Bouwen aan een circulaire economie  

De bouwsector is cruciaal voor onze welvaart en welzijn, maar staat ook bekend als één van de meest vervuilende industrieën ter wereld. Zo is de bouw momenteel verantwoordelijk voor bijna 40% van het wereldwijde afval. De noodzaak voor circulariteit in deze sector is dus groot. Maar wat houdt circulariteit exact in, waarom is het belangrijk, en wat kunnen we doen om de circulaire transitie in de bouw te ondersteunen? Maxim Waal, Junior Adviseur bij Hague, betoogt in dit blog dat de circulaire bouweconomie alleen op stoom kan komen als overheden de juiste voorwaarden scheppen.

Voor 2030 moeten er in Nederland een miljoen extra woningen en de bijbehorende infrastructuur worden bijgebouwd. Tegelijkertijd liggen de Europese klimaatambities hoog op papier. De ervaring leert echter dat, wanneer de economische vraag hoog is, de aandacht voor duurzaamheid vaak verslapt. De bouwsector is lange tijd het toonbeeld geweest van de lineaire economie. Dit model van ‘ontginnen – produceren – consumeren – weggooien’ heeft voor ongekende economische groei gezorgd. Maar het heeft ook zijn grenzen bereikt. Het bevordert klimaatverandering en leidt tot onzorgvuldig gebruik van onze beperkte grondstoffen. Daarom is het van groot belang om over te stappen naar een circulair economisch model. In dit model ligt de focus op het behoud van natuurlijke hulpbronnen. Afval wordt hergebruikt als grondstof in andere industrieën.

Circulariteit in de economie is één van de belangrijkste, maar ook lastigste vraagstukken van deze tijd. Hoe evolueren we van een lineair naar een circulair model, zonder industriële belangen te verliezen? En hoe krijgen we traditioneel lineaire sectoren, zoals de bouw, goed mee?

Circulair bouwen

Momenteel worden bouwmaterialen maar in zeer beperkte mate hergebruikt. De bouwsector gebruikt primair nieuwe grondstoffen, in plaats van afval of reststromen, om bouwmateriaal van te maken. De gevolgen hiervan zijn duidelijk zichtbaar: de sector is verantwoordelijk voor ruim 50% van het grondstof verbruik in Nederland, 40% van het geproduceerde afval, en 11% van totale de CO2 uitstoot. Vanwege de grote impact van de bouwsector is circulair bouwen één van de vijf transitie-agenda’s van de Rijksoverheid. In het Uitvoeringsprogramma Circulair Bouwen ligt de nadruk van de overheid met name op de milieuprestatie van materialen en gebouwen (de zogenaamde MPGs). Andere circulaire aspecten blijven hierdoor structureel onderbelicht, terwijl overheden meer kunnen doen om circulariteit te bevorderen.

Slimme innovaties bevorderen

Overheidsbeleid dat slimme innovaties op de juiste manier stimuleert, kan de circulaire bouweconomie een grote impuls geven. ASCEM, het onderzoeksinstituut van prefab bedrijf BTE, heeft onlangs een bindmiddel ontwikkeld met 90% CO2-reductie ten opzichte van traditioneel cement. Dit product, INVIE, wordt gemaakt van reststromen uit afvalverbrandingsinstallaties en hoogovens, zoals die van Tata Steel. INVIE voldoet al aan de klimaateisen van het Parijsakkoord voor de bouwsector, die ver voorbij 2030 liggen. Het product vermindert niet alleen CO2-uitstoot, maar ook afvalstromen. Toch is het moeilijk om dergelijke producten grootschalig op de markt te krijgen.

Een grote hindernis is dat bestaande normen voor productensamenstellingen de introductie van innovaties bemoeilijken. Huidige normen zijn gebaseerd op historische prestaties en samenstellingseisen, die door de overheid en aanbestedingsprocessen worden gehandhaafd. Er ontbreekt een centrale autoriteit die de kwaliteit en geschiktheid van innovatieve producten beoordeelt op basis van prestaties. Het gebrek aan onafhankelijke certificaten en ruimte voor innovatie bij aanbestedingen belemmert de marktacceptatie en maakt opschaling van fabrieken moeilijk. Dit vormt een obstakel voor de introductie van circulaire producten.

CO2 arme producten belonen

De duurzame bouweconomie kan alleen groeien als CO2-arme producten eerlijk beloond worden. Prijs blijft een cruciale factor in de vraag naar bouwmaterialen. Dit is bijvoorbeeld te zien bij ProRail, dat nog steeds goedkope, maar niet-duurzame spoorleggers uit Polen importeert. Bedrijven zullen alleen voor duurzame alternatieven kiezen als deze even kostenefficiënt zijn. Het huidige CO2-compensatiesysteem is hiervoor onvoldoende.

Op dit moment moeten bij de productie van cement Europese emissierechten gekocht worden voor de vrijgekomen CO2. Deze rechten zijn nu deels gratis, maar dit verandert onder de CBAM-regeling (Carbon Border Adjustment Mechanism). Het gebruik van CCS-projecten (Carbon Capture Storage) om CO2-emissies af te kopen zal hierdoor toenemen. Dit zou de kosten van traditioneel cement moeten verhogen, waardoor duurzame alternatieven aantrekkelijker worden. In de praktijk gebeurt dit echter niet. Cementproducenten zijn niet verplicht om de CO2-kosten volledig door te berekenen in de productprijs. Bovendien vinden ze vaak elders financiering voor CCS-projecten, waardoor ze de prijs kunstmatig laag kunnen houden en nieuwe concurrenten kunnen weren.

Dit systeem is moeilijk te doorbreken op nationaal niveau zonder de internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven te schaden. Daarom moeten er Europese maatregelen komen om duurzame keuzes te stimuleren. Een mogelijke oplossing is een Europese CO2-belasting waarbij producten belast worden op basis van hun CO2-uitstoot, vastgelegd in onafhankelijke EPD’s (Environmental Product Declarations). Dit stimuleert duurzame innovatie en biedt producten een mogelijkheid om op te schalen en de prijs van het product verder te verlagen. 

N.B. – Ascem is een cliënt van Hague Corporate Affairs

Deel deze resource
27 juni 2024

Maxim Waal

Hague corporate affairs logo

Ontvang de laatste insights

Of volg ons