Er bestaat een hardnekkig beeld dat Nederlandse politici de meeste verkiezingsbeloften niet nakomen. Ondanks de noodzaak tot coalitievorming en dus het inleveren van wensen, valt dat reuze mee. En het voordeel dat erg machtige leiders zich gemakkelijk aan hun woorden kunnen houden, blijkt in de praktijk tot een onevenwichtig beleid te voeren. De begrotingen die kabinetten op Prinsjesdag presenteren, vormen een moment om te kijken wat er van hun beloften terechtkomt.
Media focussen op wat afwijkt, en het niet nakomen van beloften zien ze (gelukkig) dus als missers. Het nieuws eind 2012 dat de EU nog een keer Griekenland te hulp zou schieten, werd in Nederland gebracht als ‘Rutte breekt verkiezingsbelofte’. De premier had immers tijdens een verkiezingsdebat gezegd dat er geen geld meer naar Griekenland zou gaan. Nou was dit een belofte waarvan iedere echt geïnteresseerde kon weten dat Rutte hem zo niet kon doen, maar vooruit: hij zei het. Politici en media droegen het hem nog vele jaren na.
Rutte zelf, onder druk van de volgende verkiezingen, zei in 2016 tegenover de Telegraaf spijt te hebben van liefst drie niet ingeloste verkiezingsbeloften: 1000 euro voor iedereen, geen gemorrel aan de hypotheekrenteaftrek, geen cent meer voor de Grieken. Ik doe geen beloften meer die ik niet kan waarmaken, beloofde hij. Laat nu uitgerekend dat een belofte zijn die hij niet kon waarmaken. Een politicus die niets belooft is volstrekt onzichtbaar, een die alles voor elkaar krijgt is ondenkbaar. Wat bij politieke beloften altijd als disclaimer zou moeten worden vermeld: Bij het aangaan van een coalitie maak ik me hard voor deze zaken, maar ik zal ook wat moeten toegeven.
Zestig procent beloften omgezet in beleid
Precies bijhouden welke beloften politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s doen, en wat daar dan van terechtkomt in hun dagelijks werk, is een vrijwel ondoenlijke klus. Op die manier gebeurt dat zelden, en een actueel overzicht is er dan ook niet. Hoewel de roep om partijprogramma’s die kort en leesbaar zijn begrijpelijk is, valt het partijen moeilijk kwalijk te nemen dat ze op allerlei terreinen hun idealen omzetten in praktische wensen. Toch is er een keer onderzoek naar gedaan, en dan blijkt het beeld lang niet slecht. In de periode 1986-1998 is van de beloften van Nederlandse coalitiepartijen tachtig procent opgenomen in het regeerakkoord en zestig procent omgezet in beleid.
In de Volkskrant schreef historicus Willem Melching recent een betoog waarin hij op grond van een BBC-analyse constateerde dat Donald Trump zoveel van zijn beloften uitvoert. Dat lijkt mooi en is moreel te prijzen, stelde Melching, maar omdat veel van zijn maatregelen tegen elkaar in gaan, maakt Trump er voor het land een puinhoop van, en dat kenmerkt amateurpolitici. ‘Daarom is het maar beter dat de Nederlandse politiek bevolkt wordt door onbetrouwbare beroepspolitici zonder enige ruggengraat’, aldus de historicus. Die stelling onderbouwde hij echt niet, en lijkt ook niet houdbaar. Het is een overheersend beeld, maar niet de werkelijkheid.
Verlaging verplicht eigen risico
De website Plusonline.nl heeft in september 2016 een overzicht gepubliceerd van de punten in de verkiezingsprogramma’s op het gebied van de zorg. Dat komt voor de vier coalitiepartijen neer op bijna zestig maatregelen en wensen. Het is uiteraard ondenkbaar dat die allemaal gehonoreerd worden. Waar ligt de focus vervolgens op in de media en bij de oppositie? Dat CDA en ChristenUnie hun wens hebben laten vallen om het verplichte eigen risico te verlagen. Politiek gezien is dat wel begrijpelijk, maar je kunt op grond daarvan niet concluderen dat de politici van die partijen onbetrouwbaar zijn. Ze hebben op dit punt de VVD een handreiking gedaan. Of de balans tussen binnenhalen en weggeven goed is, moeten kiezers uiteindelijk weer beoordelen. Maar daarbij is een evenwichtig beeld toch wel belangrijk.
Regeerakkoorden komen niet in het midden uit
In oktober 2017 analyseert het FD in samenwerking met het economenblad ESB het regeerakkoord van het huidige kabinet ten opzichte van de verkiezingsbeloften. Ter wille van de vergelijkbaarheid gelden hiervoor als maatstaf de doorrekeningen van het Centraal Planbureau van zowel de programma’s als het akkoord. Als je al zou denken dat regeerakkoorden ergens in het midden van de programma’s uitkomen, dan is dat op financieel-economisch gebied duidelijk niet het geval.
Anders dan alle vier de partijen zeiden te willen, wordt er niet bezuinigd op ambtenaren. Iets dergelijk geldt voor de sociale zekerheid. Mede daardoor verhoogt Rutte III de overheidsuitgaven meer dan zelfs D66 had bedacht, terwijl van de VVD-bezuiniging van ruim vier miljard dus helemaal niets terecht komt. In financieel gunstige tijden is bezuinigen nooit een populaire bezigheid, en bij het honoreren van elkaars wensen komen er vooral uitgaven bij. Is dat het verbreken van beloften?
Dividendbelasting
Bij Rutte III is een overigens een omgekeerd fenomeen opgedoken: de plotselinge opname in het regeerakkoord van het afschaffen van de dividendbelasting. Dit heeft in geen enkel programma gestaan, hoewel het vermoedelijk wel aan een paar multinationals is toegezegd.
Een zwaarwegende maatregel aankondigen waarover in de verkiezingstijd niets is gezegd en waarvan je weet dat die zeer omstreden zal zijn, zet kiezers echt op het verkeerde been. Een niet-gemaakte belofte die zo duur is en waarover de kiezers van tevoren dus geen standpunt hebben kunnen innemen, is waarschijnlijk schadelijker voor de politieke partijen dan een belofte die niet uitkomt.
Versterken van de democratie
Wat resteert is een diffuus beeld. Niet alle beloften tellen even zwaar bij het opmaken van de balans. En het toeval regeert mee: als GroenLinks in plaats van de CU had meegedaan aan dit kabinet, had het regeerakkoord er anders uitgezien. Maar het idee dat Nederlandse politici fundamenteel onbetrouwbaar zijn, is echt onzin. Een vergelijking met de ‘daadkracht’ van Donald Trump kunnen ze goed doorstaan. En het loont dus wel degelijk voor belangengroepen om te proberen via de geijkte politieke kanalen dingen voor elkaar te krijgen.
Wel is er iets voor te zeggen om een onafhankelijke en dus wetenschappelijke instantie consequent te laten kijken naar partijprogramma’s, regeerakkoorden en gerealiseerde maatregelen. Dat helpt enorm om kiezers te laten beoordelen wat er van alle mooie woorden terechtkomt, en ondersteunt daarmee de democratie, veel meer dan referenda en andere modieuze vernieuwingsideeën. Daarbij mogen politici tijdens debatten wel wat voorzichtiger zijn door dichterbij hun programma’s te blijven en tevens telkens te benadrukken dat hun ‘beloften’ eigen wensen zijn. Dat voorkomt rare spijtbetuigingen en een beeld van onbetrouwbaarheid. Ook dat is goed voor de democratie.