13 oktober 2022

Wacht niet langer, kies een vleesvervanger

Als mensen minder gehaktballen en meer tomaten eten levert dat grote klimaat- en milieuwinst op. Het kabinet wil daarom een voedseltransitie in gang zetten die resulteert in de consumptie van minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten. Het bedrijfsleven kan met een proactieve houding voorsorteren op de aanstaande veranderingen.

Het was groot in het nieuws in juli: “Vleesvervangers nu goedkoper dan vlees”. ProVeg, een organisatie die zich inzet voor de halvering van de consumptie van dieren in 2040, had supermarktonderzoeker Questionmark alle prijzen op een rij laten zetten. Vanwege de hoge energieprijzen en de daaropvolgende inflatie wordt alles duurder, behalve vleesvervangers, concludeerde de onderzoekers. In februari 2022 waren plantaardige hamburgers bijvoorbeeld nog 56 eurocent per kilo duurder dan dierlijke hamburgers, in juli bleken ze 78 eurocent per kilo goedkoper te zijn.
De productie van vlees is volgens Milieu Centraal verantwoordelijk voor ongeveer 40% van de broeikasgassen in de voedselproductie. Voor de productie van 1 kilo vlees is gemiddeld 5 kilo plantaardig voer nodig. Minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten eten is dus goed voor het klimaat. De gunstige prijsontwikkeling voor plantaardige voeding is goed nieuws voor het kabinet dat ernaar streeft de verhouding tussen dierlijk en plantaardig voedsel, die nu 60/40 is, om te buigen naar 50/50. In een brief aan de Tweede Kamer in maart schreef voormalig minister Staghouwer dat daarvoor ‘over de gehele populatie een gedragsverandering’ nodig is.

Overkoepelend plan nodig

Sindsdien is het wachten op de uitwerkingsbrief met een concreet plan om deze ambitie waar te maken. Inmiddels is Staghouwer opgevolgd door Piet Adema, die als huidige minister van Landbouw de aangewezen persoon is om beleid uit te werken om de 50/50 doelstelling te realiseren. Dat plantaardig nu goedkoper is dan vlees, komt overigens niet door overheidsbeleid, maar door de oorlog in Oekraïne, waardoor de waardeketen op de schop is gegaan. De situatie kan over een half jaar weer anders zijn. En hoewel de vleesvervanger aan populariteit wint, ligt het totale marktaandeel in de vleesindustrie nog onder de vijf procent. Voor de gewenste structurele gedragsverandering is dus een overkoepelend en doortimmerd plan nodig. Want consumenten zullen zich niet allemaal spontaan duurzamer gaan gedragen. Veel mensen zijn gehecht aan hun dagelijkse ‘stukje vlees’.

Sleutelrol voor supermarkten

Als het om de voedseltransitie gaat wordt er al snel naar de supermarkten gekeken. Dat is ook terecht, want in de verandering van consumentengedrag spelen de retailers een sleutelrol. Zeventig procent van de voeding die wij dagelijks eten komt uit de supermarkt. Mensen kiezen in de supermarkt op basis van gewoonte, gemak en prijs. Supermarkten die impact willen maken, kunnen onze zogeheten voedselomgeving te veranderen.
Er zijn ook al voorbeelden van supermarkten die het voedingsaanbod duurzamer en biologischer maken. Kijk maar eens naar een initiatief als de Kipster eieren die bij Lidl in het schap liggen, en vaak uitverkocht zijn voordat de vakken zijn bijgevuld. Maar in het algemeen zijn supermarkten bang voor het first mover disadvantage: degene die als eerste een duurzaam maar duurder product lanceert prijst zichzelf uit de markt. Omdat de marges in de retail heel dun zijn, zijn supermarkten huiverig. Dat is begrijpelijk. Wat is je speelruimte als bedrijf?

Wat is het perspectief?

Een sturende rol van de overheid is gewenst, met name om het perspectief te schetsen en verandering te stimuleren. Blijft het bij 50/50 als het gaat om de verhouding dierlijk/plantaardig, of gaat het naar 40/60, misschien op lange termijn zelfs naar 20/80? Je gaat als bedrijf niet je hele systeem omgooien als je niet weet wat je te wachten staat. Het bedrijfsleven heeft op dat vlak behoefte aan duidelijkheid over de overkoepelende en langetermijnvisie. Vervolgens kan de overheid, net als met de klimaatdoelen, met sectoren in gesprek gaan over de manier waarop de voedseltransitie door de hele keten gerealiseerd kan worden.
Daarnaast zijn er voor het bedrijfsleven wel degelijk mogelijkheden om zelf stappen te zetten. En dat gebeurt ook. Er zijn vele goede voorbeelden van bedrijven die op eigen initiatief hun verantwoordelijkheid (beginnen te) nemen. Unilever kocht de Vegetarische Slager. Hague richtte de Europese Plant-Based Food Association op, die actief is in Brussel. 
Ook mogen productiebedrijven in de land- en tuinbouw sinds eind 2021 op grond van Europese regelgeving afspraken maken om doelstellingen op het gebied van duurzaamheid te realiseren. Mededingingsautoriteiten zien normaal al snel een kartel in branchebrede afspraken. Maar speciaal voor de agrarische sector worden samenwerkingsverbanden toegestaan mits ze ‘tot doel hebben een duurzaamheidsnorm toe te passen die verder gaat dan hetgeen door het Unierecht of het nationale recht is voorgeschreven’. De enige voorwaarde is dus dat de samenwerking ‘noodzakelijk’ is om het duurzaamheidsvoordeel te behalen.

Vlucht naar voren

Voor bedrijven is het belangrijk om het ijzer te smeden als het heet is. Je kunt niet over een jaar zeggen dat je het niet eens bent met de doelstellingen. Als bedrijf en als sector is het beter proactief te zijn en alvast in actie komen. De overheid zal een panklaar voorstel met draagvlak graag steunen, want dat werkt beter dan iets van bovenaf opleggen. Dat hebben we deze zomer met het stikstofvraagstuk nog gezien.

Deel deze resource
Hague corporate affairs logo

Ontvang de laatste insights

Of volg ons